Handbalvereniging Acritas

Gedragsregels van NOC*NSF


1. Gedragingen die vallen onder het strafrecht


Een veroordeling door een rechter voor overtreding van een der artikelen van de zedenwetgeving
uit het Wetboek van Strafrecht, Titel XIV: misdrijven tegen de zeden, wordt opgevat als vaststelling
dat de dader in meer of mindere mate een bedreiging vormt voor de veiligheid voor hen die in de
sport actief zijn alsmede voor het gevoel van veiligheid en bescherming die de sportomgeving
kan bieden. Met dit laatste wordt gedoeld op de negatieve invloed die een overtreding heeft op
de sfeer, cultuur en andere randvoorwaarden (onder andere veiligheid en bescherming) waarin
het sportaanbod plaatsvindt en zoals deze belangrijke omgevingsaspecten worden ervaren door
de sporters, ouders.
Een veroordeling vanwege strafrecht leidt dan ook tot een sanctie vanuit bonds- of verenigingsklachtrecht,
die erop gericht is te voorkomen dat de dader binnen de sportomgeving zijn
gedrag kan herhalen en /of die omgeving (nogmaals) onveilig kan maken. De aard (zwaarte) van
de sanctie is afhankelijk van het specifieke artikel van de zedenwetgeving dat is overtreden. Deze
sancties worden in het sanctiesysteem besproken. Hier gaat het om de gedragingen die na veroordeling
door een rechter, vervolgens worden gesanctioneerd binnen de sport en bijgevolg tot
plaatsing in het registratiesysteem.


2. Gedragingen die ook vallen onder de definitie van seksuele intimidatie


NOC*NSF en (toen) negentig sportbonden ondertekenden op 20 mei 1997 een aantal gedragsregels.
Het gaat om elf algemene gedragsafspraken die gelden voor alle begeleiders van sporters.
Deze gedragsafspraken beogen helderheid te verschaffen in de soorten gedragingen die in
het kader van het bestrijden van seksuele intimidatie niet zijn toegestaan. Het betreffen zowel
strafbare als niet-strafbare vormen van seksuele intimidatie. Met de vaststelling van de ‘Blauwdruk
tuchtrecht seksuele intimidatie in de sport’ in de Algemene Ledenvergadering van NOC*NSF
op 15 november 2011 zijn deze gedragsregels – met enkele tekstuele veranderingen – opnieuw
bekrachtigd.


1. De begeleider moet zorgen voor een omgeving en een sfeer waarbinnen de sporter zich veilig
kan voelen.


2. De begeleider onthoudt zich ervan de sporter te bejegenen op een wijze die de sporter in zijn
waardigheid aantast, én verder in het privéleven van de sporter door te dringen dan nodig is in
het kader van de sportbeoefening.

3. De begeleider onthoudt zich van elke vorm van seksueel (machts)misbruik of seksuele intimidatie
tegenover de sporter.

4. Seksuele handelingen en seksuele relaties tussen begeleider en de jeugdige sporter tot 16 jaar
zijn onder geen beding geoorloofd en worden beschouwd als seksueel misbruik.

5. De begeleider mag de sporter niet op een zodanige wijze aanraken dat de sporter en/of de
begeleider deze aanraking naar redelijke verwachting als seksueel of erotisch van aard zal ervaren,
zoals doorgaans het geval zal zijn bij het doelbewust (doen) aanraken van geslachtsdelen,
billen en borsten.

6. De begeleider onthoudt zich van (verbale) seksueel getinte intimiteiten via welk communicatiemiddel
dan ook.

7. De begeleider zal tijdens training(stages), wedstrijden en reizen gereserveerd en met respect
omgaan met de sporter en met de ruimte waarin de sporter zich bevindt, zoals de kleedkamer
of de hotelkamer.

8. De begeleider heeft de plicht – voor zover in zijn vermogen ligt – de sporter te beschermen
tegen schade en (machts)misbruik als gevolg van seksuele intimidatie. Daar waar bekend of
geregeld is wie de belangen van de (jeugdige) sporter behartigt, is de begeleider verplicht met
deze personen of instanties samen te werken, opdat zij hun werk goed kunnen uitoefenen.

9. De begeleider zal de sporter geen (im)materiële vergoedingen geven met de kennelijke
bedoeling tegenprestaties te vragen. Ook de begeleider aanvaardt geen financiële beloning of
geschenken van de sporter die in onevenredige verhouding staan tot de gebruikelijke dan wel
afgesproken honorering.

10. De begeleider zal er actief op toezien dat deze regels worden nageleefd door iedereen die
betrokken is bij de sporter. Indien hij gedrag signaleert dat niet in overeenstemming is met
deze gedragsregels, zal hij de daartoe noodzakelijke actie(s) ondernemen.

11. In die gevallen waarin de gedragsregels niet (direct) voorzien, ligt het binnen de verantwoordelijkheid
van de begeleider in de geest hiervan te handelen.